Artikel 1: Voorwerp
Voor de begrotingsjaren 2025 tot en met 2027 wordt een belasting geheven op:
- volledig of gedeeltelijk verwaarloosde of onverzorgde gebouwen;
- volledig of gedeeltelijk verwaarloosde of onverzorgde gronden;
- volledig of gedeeltelijk leegstaande gebouwen;
- volledig of gedeeltelijk onafgewerkte gebouwen.
Artikel 2: Definities en toepassingsgebied
Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder:
- “gebouwen”: elk gebouw, bouwwerk of installatie, zelfs vervaardigd uit niet-duurzame materialen, opgericht of verankerd in de grond of waarvan een steun de stabiliteit verzekert, bestemd om op die plaats te blijven, zelfs wanneer het gedemonteerd of verplaatst kan worden.
- “verwaarloosde of onverzorgde gebouwen”: gebouwen waarvan uiterlijke gebreken werden vastgesteld aan de gevels, zoals, in het bijzonder, maar niet exhaustief, afschilferende verf, barsten of breuken, gebarsten voegen, losgekomen pleisterwerk, losgekomen stenen, vorming van mos, graffiti, plantengroei of gebreken aan de elementen van de gevels, schouwen, erkers, loggia’s, balkons, het skelet, het dak, de dakranden, de kroonlijst, de afvoer van regenwater, de kelderramen, de gevelopeningen, de beglazing of het externe timmerwerk.
- “onafgewerkte gebouwen”: deze die nog niet onder dak staan en bewoonbaar gemaakt werden.
- “leegstaande gebouwen”: deze die effectief niet bewoond zijn of niet voor andere doeleinden bestemd zijn, waarvoor al dan niet een verklaring van onbewoonbaarheid werd opgemaakt of als ongezond erkend werden door de daartoe gemachtigde overheid of waarvoor al dan niet wegens bouwvalligheid een bevel tot afbraak werd uitgevaardigd door de burgemeester. Worden met name als leegstaand beschouwd, zonder dat deze opsomming limitatief zou zijn:
- deze waar niemand ingeschreven is in de bevolkingsregisters of hiervoor op de wachtlijst staat, of waarvoor geen inschrijving bestaat bij de Kruispuntbank van Ondernemingen, tenzij er bewezen wordt dat het gebouw werkelijk als woning wordt gebruikt of er economische activiteiten van industriële, landbouwkundige, tuinbouwkundige, commerciële of dienstverlenende aard plaatsvinden. Een gebouw of deel van een gebouw dat wordt gebruikt zonder titel of recht of op een manier die niet in overeenstemming is met de stedenbouwkundige voorschriften die op het gebouw van toepassing zijn, mag echter niet als gebruikt worden beschouwd. Woningen worden geacht bewoond te zijn als er daadwerkelijk belasting op wordt geheven in toepassing van het belastingreglement voor de verblijven andere dan het hoofdverblijf.
- deze die niet voorzien zijn van meubilair of van de nodige installaties die noodzakelijk zijn voor het gebruik ervan;
- deze waarvan de staat van verval geen normaal gebruik toelaat.
- “gedeeltelijk verwaarloosde of onverzorgde gebouwen, leegstaande of onafgewerkte gebouwen”: deze waarvan bepaalde verdiepingen of gedeelten in een staat verkeren zoals beschreven in artikel 2 b), c), d).
- “verwaarloosde of onverzorgde gronden”: de percelen die nooit bebouwd zijn geweest of die onbebouwd zijn na afbraak van een gebouw, die ofwel:
- niet behoorlijk omheind zijn om de toegang voor derden te ontzeggen, hetzij door een passende omheining, stevig verankerd in de grond om de stabiliteit te verzekeren, hetzij door een onderhouden plantenhaag, met uitzondering van verbouwde land- en tuinbouwgronden;
- niet onderhouden zijn;
- de tussenkomst van inspecteurs van de hygiëne vereisen;
- oneffenheden vertonen op het niveau van de straat na de afbraak van een vorig gebouw.
- “gedeeltelijk verwaarloosde of onverzorgde gronden”: deze waarvan bepaalde gedeelten in een staat verkeren zoals beschreven in artikel 2 f).
- “Brusselse Huisvestingscode”: de ordonnantie van 17 juli 2003 houdende de Brusselse Huisvestingscode;
- “Brussels Wetboek voor Ruimtelijke Ordening” of “BWRO”: de ordonnantie van 9 april 2004 houdende het Brussels Wetboek voor Ruimtelijke Ordening.
- “bijzonder bestemmingsplan”: het plan bedoeld in artikel 40 van het BWRO.
Artikel 3: Vaststelling en betwisting
§1. De vaststelling van de staat van een gebouw of een grond zoals beschreven in artikel 2, b) tot g) van dit reglement wordt opgemaakt door een ambtenaar van het gemeentebestuur en wordt binnen de dertig dagen per aangetekend schrijven aan de belastingplichtige betekend.
De bovengenoemde vaststelling kan ook worden opgesteld, met betrekking tot de staat van een gebouw bedoeld in artikel 2, d) en e) van dit reglement, op basis van een voorafgaande identificatie uitgevoerd door de gewestelijke openbare dienst bedoeld in artikel 14/1 van de Brusselse Huisvestingscode. De gegevens van deze dienst kunnen worden gebruikt als bewijs en kunnen worden opgenomen in het belastingdossier van de belastingplichtige.
§2. Alle vaststellingen worden geacht geldig te zijn voor onbepaalde duur en blijven inroepbaar tegenover de belastingplichtige totdat deze het tegendeel bewijst van een verandering in de situatie, in het bijzonder door het voorleggen van een stedenbouwkundige vergunning, een geregistreerde huurovereenkomst of enig ander bewijsstuk.
§3. Elke vaststelling die is opgesteld in het kader van een eerder belastingreglement blijft, wanneer deze binnen het toepassingsgebied van dit reglement valt, inroepbaar tegenover de belastingplichtige. Ze blijft volledig geldig totdat de belastingplichtige het bewijs levert van een verandering in de situatie overeenkomstig § 2 van dit artikel.
§4. Het gemeentebestuur behoudt zich het recht voor om op elk moment aanvullende controles uit te voeren om de situatie van het betreffende onroerend goed te actualiseren.
§5. De belastingplichtige beschikt over een termijn van een maand na de betekening bedoeld in §1 van dit artikel om eventuele opmerkingen per aangetekend schrijven te doen gelden. Die termijn begint te lopen op de derde werkdag volgend op de datum van verzending van de vaststelling.
§6. De toepasselijke belasting is niet langer verschuldigd vanaf de eerste van de maand volgend op de maand waarin de belastingplichtige het gemeentebestuur per aangetekend schrijven het bewijs heeft bezorgd dat de in artikel 2 bedoelde staat heeft opgehouden te bestaan.
Artikel 4: Belastingplichtige
De belasting is verschuldigd door de houder van een zakelijk recht (eigenaar, mede-eigenaar, vruchtgebruiker, erfpachter of opstalhouder) op het geheel of het gedeelte van het gebouw of de grond zoals bedoeld in artikel 2 van dit reglement en overeenkomstig artikel 251 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen.
In geval van meerdere houders van een zakelijk recht, in het bijzonder in het geval van mede-eigendom, is de belasting hoofdelijk verschuldigd door elk van hen.
Artikel 5: Aanslagvoet
De aanslagvoet (a) is vastgesteld op 500 euro, vermenigvuldigd met de volgende coëfficiënten:
- De lineaire coëfficiënt van de gevel (b) wat overeenkomt met het aantal strekkende meters gevel voor een gebouw of strekkende meters straatlengte voor gronden.
- de hoogtecoëfficiënt (c), die overeenkomt met het aantal verwaarloosde, onverzorgde, leegstaande of onafgewerkte verdiepingen, behalve de kelderverdiepingen en de niet in te richten zolderverdiepingen. Het bewijs van het niet in te richten karakter is de verantwoordelijkheid van de belastingplichtige.
- de duurcoëfficiënt (d), die overeenkomt de duur van verwaarlozing, onverzorgdheid, leegstand of onafgewerktheid van het gebouw of de grond, berekend vanaf de datum van de vaststelling opgesteld door het gemeentebestuur:
- Minder dan 12 maanden: 1,0;
- Tussen 12 en 24 maanden: 1,25;
- Meer dan 24 maanden: 1,5.
- de bestemmingscoëfficiënt (e), die afhankelijk is van de stedenbouwkundige bestemming van het gebouw of een deel ervan, zoals vastgelegd in het bijzondere bestemmingsplan:
- Gebouw of gedeelte van een gebouw uitsluitend bestemd voor bewoning: 1,0;
- Gebouw of gedeelte van een gebouw bestemd voor economisch gebruik: 2,0;
- Grond: 1,0.
De jaarlijkse aanslagvoet, vastgesteld op 1 januari, wordt met 2,5% geïndexeerd en afgerond naar de dichtstbijzijnde euro, volgens de onderstaande tabel:
2025 | 2026 | 2027 |
---|---|---|
500€ | 512€ | 525€ |
Artikel 6: Berekeningsmethode
§1. De belasting wordt als volgt berekend:
Belasting = (a × b × c × d x e)
Waarbij:
- a = toepasselijke aanslagvoet in euro, zoals bepaald in artikel 5 van dit reglement;
- b = aantal strekkende meters gevel van het gebouw, na toepassing van §2 van dit artikel;
- c = aantal betrokken verdiepingen, zoals bepaald in artikel 5 van dit reglement;
- d = duurcoëfficiënt, zoals bepaald in artikel 5 van dit reglement;
- e = bestemmingscoëfficiënt, zoals bepaald in artikel 5 van dit reglement.
§2. Wanneer het gebouw grenst aan twee of meerdere straten, wordt de belasting berekend op basis van de totale straatlengte van het gebouw. Wanneer het gebouw aan geen enkele straat grenst, wordt bij de berekening van de belasting rekening gehouden met de vierkantswortel van de bebouwde oppervlakte van het gebouw als gevellengte.
§3. Gebouwen of gronden die gedeeltelijk op het grondgebied van een andere gemeente liggen worden slechts belast voor het gedeelte dat op het grondgebied van de gemeente ligt.
§4. Wanneer het gebouw meerdere stedenbouwkundige bestemmingen heeft, is de belasting verschuldigd naar evenredigheid van elk van de aanwezige bestemmingen, zoals aangegeven in het bijzondere bestemmingsplan.
§5. De belasting is verschuldigd naar evenredigheid van het lopende jaar en, voor het eerst, op de eerste dag van de maand die volgt op de datum van de vaststellingen bedoeld in §1 van artikel 3 van dit reglement. De belasting is verschuldigd voor de volgende begrotingsjaren en dat voor zolang het gebouw of de grond kan worden als zijnde geheel of gedeeltelijk in de staat zoals beschreven in artikel 2, b) tot g) van dit reglement.
Artikel 7: Vrijstellingen
Zijn vrijgesteld van de belasting voorzien in dit reglement:
- gebouwen of gronden die getroffen worden door een onteigeningsplan dat goedgekeurd werd door de bevoegde overheid;
- gebouwen of gronde die schade hebben opgelopen door een ramp gedurende de twee aanslagjaren die volgen op het jaar van de ramp op voorwaarde dat voor het gebouw of de grond in kwestie geen vaststelling van verwaarloosd, onverzorgd, leegstaand onafgewerkt gebouw of grond werd opgesteld voordat de ramp zich heeft voorgedaan;
- gebouwen of gronden waarvoor een stedenbouwkundige vergunning werd aangevraagd, minstens met als doel een einde te maken aan de in artikel 2, b) tot g) van dit reglement bedoelde staat. Er moet een ontvangstbevestiging zijn uitgereikt als bewijs dat het dossier volledig is. Deze vrijstelling is van toepassing voor een periode van twaalf maanden, te starten vanaf de eerste maand volgend op de maand waarin de ontvangstbevestiging is uitgereikt en voor het aanslagjaar waarin de stedenbouwkundige vergunning is uitgereikt. In geval van een vergunning met uitvoeringsplanning zoals bedoeld in artikel 192 van het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening, kan de belasting niet geheven worden zolang de planning wordt nageleefd. Er kan geen andere vrijstelling van dit type voor hetzelfde onroerende goed worden verleend. Er wordt rekening gehouden met vrijstellingen die werden toegekend op basis van eerdere belastingreglementen;
- gebouwen of gronden die zijn vrijgesteld van de belasting op grond van artikel 12 c) en waarvoor een eigendomsoverdracht heeft plaatsgevonden kunnen slechts op grond van dezelfde voorschriften opnieuw worden vrijgesteld na een termijn van vijf jaar te tellen vanaf de datum van de ontvangstbevestiging;
- gedurende de 12 maanden volgend op de start van de werkzaamheden, gebouwen of gronden waaraan werkzaamheden gebeuren overeenkomstig de in voege zijnde wetten en reglementen en die specifiek worden uitgevoerd om een einde te maken aan de staat bedoeld in artikel 2, b) tot g) van dit reglement op voorwaarde dat de werkzaamheden gestaag en blijvend worden voortgezet. De belastingplichtige moet het gemeentebestuur schriftelijk op de hoogte brengen van de startdatum van de werkzaamheden en deze staven door middel van welk bewijs dan ook. Deze vrijstelling gaat in op de maand waarin het gemeentebestuur officieel op de hoogte werd gebracht van de start van de werkzaamheden. Er kan geen andere vrijstelling van dit type voor hetzelfde onroerende goed worden verleend. Er wordt rekening gehouden met vrijstellingen die werden toegekend op basis van eerdere belastingreglementen.
Artikel 8: Invordering
De belasting wordt geïnd door middel van een kohier.
Artikel 9: Beroep
De belastingplichtige kan een bezwaar indienen tegen een belasting die is geheven in toepassing van dit reglement bij het college van burgemeester en schepenen, dat optreedt als administratieve overheid.
Het bezwaar moet schriftelijk worden ingediend, ondertekend en met redenen omkleed zijn en, op straffe van verval, worden ingediend binnen een termijn van drie maanden, te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet of vanaf de kennisgeving van de aanslag of vanaf de datum van de contante invordering.
Artikel 10: Inwerkingtreding
Dit reglement treedt in werking op 1 januari 2025 en blijft van toepassing tot 31 december 2027, onder voorbehoud van wijziging door een nieuwe beraadslaging van de gemeenteraad. Het vervangt het belastingreglement op de verlaten, onvoltooide en verwaarloosde gebouwen dat werd goedgekeurd door de gemeenteraad van 16 december 2019 en dat vanaf het aanslagjaar 2025.